Wanneer opdrachtgever en opdrachtnemer met elkaar een overeenkomst van opdracht wensen aan te gaan dan doen zij er verstandig aan om, in het licht van de Wet DBA, de basis van hun wederzijdse verplichtingen vast te leggen in een modelovereenkomst die is beoordeeld door de Belastingdienst. Dat geeft enige zekerheid over de beoordeling van de arbeidsrelatie.

Contractspartijen zijn echter niet verplicht om gebruik te maken van een modelovereenkomst. Wanneer er niet met een modelovereenkomst wordt gewerkt dan dient de opdrachtgever zelf te bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking en of hij wel of geen loonheffingen moet betalen. Daaraan kleeft het risico op een eventuele naheffing (al dan niet verhoogd met een boete) wanneer de Belastingdienst achteraf constateert dat er toch sprake is van een dienstbetrekking terwijl (wanneer er in de praktijk wordt gewerkt conform de in de modelovereenkomst vastgelegde afspraken) er bij het gebruik van een modelovereenkomst vooraf al enige zekerheid kan worden verschaft. Over het eventueel verleggen van zo’n naheffing lees je meer in ons artikel ‘Mag de opdrachtgever/werkgever een boete verleggen naar de opdrachtnemer/werknemer?’.

Voor het bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking kan aansluiting worden gezocht bij hoofdstuk 29.1 uit het Handboek Loonheffingen (vanaf pagina 361).